Op vraag van de vakorganisaties werd op het onderhandelingscomité voor de politiediensten een voorstel tot hervorming van het op de operationele politiepersoneelsleden toepasselijke stelsel van beroepsonverenigbaarheden besproken. Dit onder meer naar aanleiding van de overplaatsing van de beschermingsassistenten van de Veiligheid van de Staat naar de federale politie die, zelfs na hun overplaatsing, hun bijkomende beroepsactiviteiten mochten voortzetten.
Naast een aantal absolute onverenigbaarheden (operationeel lid zijn van een hulpdienst of ambulancier, het verstrekken als lid van het leidinggevend of onderwijzend personeel van een erkende rijschool van het praktische rijonderricht indien dit onderricht geheel of gedeeltelijk wordt uitgeoefend op de openbare weg en het uitoefenen van het ambt van bijzonder veldwachter), zal het personeelslid voortaan de bijkomende activiteit die het wenst uit te oefenen louter moeten melden aan zijn overheid.
De overheid beschikt vervolgens over een termijn van 45 kalenderdagen waarbinnen de uitoefening van die activiteit zal kunnen worden geweigerd of onderworpen aan bepaalde voorwaarden. Deze beoordeling betreft steeds, gelet op de wettelijke invoering van de principiële toelating tot het uitoefenen van een andere bezigheid, een individuele en ad-hoctoetsing. Bij het uitblijven van een antwoord van de overheid binnen die termijn zal de activiteit uitgeoefend kunnen worden.
De minister van Binnenlandse Zaken kan – met het oog op eenheid van rechtspraak en uniformiteit in de toepassing van het statuut binnen de geïntegreerde politie – richtlijnen geven betreffende de te nemen weigeringsbeslissingen. Deze ministeriële richtlijnen strekken er aldus geenszins toe om bijkomende onverenigbaarheden vast te stellen.
Het spreekt voor zich dat de personeelsleden van het operationeel kader die reeds vóór de inwerkingtreding van deze ontwerpbepalingen een afwijking op de beroepsonverenigbaarheden hebben verkregen, de toegestane activiteit, in voorkomend geval volgens de eraan gekoppelde voorwaarden, verder mogen blijven uitoefenen.
Ref.: memorie van toelichting